De dingen, die voorbijgaan
Multinationals moeten geen recht op privacy hebben in fiscale zaken, zo betoogde Leo Stevens eind 2013. De oprisping van Stevens vormde de afsluiting van een niet alleen vanuit fiscaal perspectief boeiend jaar. Zo werd herdacht dat het 150 jaar geleden was dat Louis Couperus werd geboren. Eén van mijn favoriete romans is ‘Van oude menschen, de dingen, die voorbijgaan’. Deze titel schoot door mijn hoofd naar aanleiding van de met ingang van 2014 geldende verplichting voor NOB-leden om PE-punten te scoren. Ik moest denken aan een very senior partner in mijn omgeving, die vragen rond toepassing van de deelnemingsvrijstelling nog steeds afdoet aan de hand van BNB 1975/11 en glazig kijkt wanneer collega’s het over een gemengd oogmerk hebben. Een oud ding dat niet voorbijgaat en weer volop in de belangstelling is gekomen, is de belastingplicht van overheidsbedrijven voor de vennootschapsbelasting. Al in 1935 is in ‘Volk en Vaderland’ gewezen op de oneerlijke concurrentie die hardwerkende middenstanders ondervonden van gemeentelijke bedrijven. De roman ‘De stille kracht’ van Couperus biedt echter munitie voor de stelling dat overheidsbedrijven per definitie buiten de vennootschapsbelasting dienen te blijven. In deze roman merkt Eva Eldersma op: ‘Mijn man is geen mensch meer, mijn man is geen man meer: mijn man is ambtenaar.’ Vrij naar dit citaat kan met betrekking tot overheidsbedrijven worden gesteld: dat zijn geen ondernemers, dat zijn ambtenaren. Een stelling waar mijn very senior partner naar eigen zeggen in de praktijk altijd veel succes mee heeft gehad. Lezers van Couperus verdienen mijns inziens extra PE-punten.