Verkenning van de fiscale toekomst 

De NOB viert haar 70-jarig bestaan. Een moment om terug te blikken, maar vooral om vooruit te kijken. Met drie belastingadviseurs verkennen we de toekomst. Zullen toenemende complexiteit, technologische revoluties en ingrijpende verschuivingen in de belastingheffing het vak fundamenteel veranderen?  

Hoe zou je de toekomst van de belastingheffing of van je vak omschrijven in één woord? 

Bas Jorissen (Archipel Tax Service): ‘Menselijk.’ Fieke van der Vlist (PwC): ‘Datagedreven.’ Niels Boef (KPMG Meijburg): ‘Complex.’ 

Niels Boef (1978) 

1996-2001 Belastingrecht, Universiteit Leiden 

2001-heden Partner KPMG Meijburg & Co 

2016-2024 Bestuurslid en voorzitter (2021 tot 2024) NOB 

Fieke Van der Vlist (1983) 

2002-2005 Tax Auditing, belastingrecht, Institute for Research on Tax Accounting & Auditing 

2002-2011 Master en postmaster accountancy, Nyenrode Business Universiteit 

2002-2015 Auditor Belastingdienst 

2015-heden Senior manager, directeur (2017), partner (2020) PwC 

2019-heden Docent Nyenrode Business Universiteit 

2021-heden Bestuurslid sectie Tax Technology NOB 

2021-heden Bestuurslid SOB

Bas Jorissen (1989) 

2014 Fiscaal recht, Universiteit Leiden 

2014-2016 Belastingadviseur KPMG Meijburg & Co 

2016-2017 Belastingadviseur EY 

2017-heden Oprichter en belastingadviseur Archipel Tax Advice 

2018-2021 Gastdocent Hogeschool van Amsterdam 

2023-heden Docent Universiteit Leiden 

Welke trends verwacht je in de toekomst? 

Jorissen: ‘Als je een afvlakkende productiviteit mixt met een vergrijzende bevolking, toenemende klimaatkosten en ingewikkelde visies op migratie, dan heeft de budgettaire concentratie op inkomstenbelastingen zijn beste tijd gehad. Het belastingstelsel zal daarom de komende tien, twintig jaar behoorlijk moeten veranderen. Ik kan me dan goed voorstellen dat het belang van de indirecte- en verbruiksbelastingen juist fors toeneemt. Die leunen niet zo zwaar op de tanende factor ‘arbeid’, de informatie wordt makkelijker en wilsonafhankelijker gegenereerd, en ze zijn efficiënt om gedrag – zoals vervuiling en verbruik – mee te sturen.’  

Van der Vlist: ‘Daar ben ik het mee eens. Zo gaan we bijvoorbeeld steeds verder in het belasten van de vervuiler door middel van nieuwe indirecte belastingen. Een mooi voorbeeld is CBAM: de CO2-uitstoot die is vrijgekomen bij de productie van bepaalde goederen buiten de EU wordt aan de grens gecorrigeerd door een additionele heffing. Ook gaat de komende jaren datagedrevenheid nóg belangrijker worden. Het fiscale domein zal zich moeten ontwikkelen naar een hoger volwassenheidsniveau om ook te kunnen voldoen aan alle additionele complianceverplichtingen die op het bureau van de fiscalist komen te liggen. Belangrijk aandachtspunt is daarbij de datagovernance en de onderliggende infrastructuur.’ 

Boef: ‘Voor mij wordt een van de toekomstvragen: hoe gaan we om met de heffing over vermogen? We staan aan de vooravond van een gigantische vermogensoverdracht van de ene op de andere generatie. Dat wordt een belangrijk vraagstuk in de belastingmix voor de komende tien jaar. Tegelijkertijd zullen we een verschraling van de arbeidsmarkt zien. Waar halen we nog fiscalisten vandaan? En wat doet dat met het toezicht vanuit de overheid op belastingplichtigen en met de bijstand vanuit de markt? Hoe houden we de belastingheffing op peil en hoe zorgen we ervoor dat het allemaal vlot en netjes blijft lopen? Dat worden serieuze dossiers.’ 

Van der Vlist: ‘Dan wordt de Belastingdienst gedwongen om te komen met innovatievere manieren van werken. De mix aan toezichtsinstrumenten die ze kan inzetten, zal zich nog meer moeten ontwikkelen. Grote hoeveelheden data moeten worden ontsloten, en technologie vertaald in oplossingen moet meer en beter worden toegepast op die verkregen data. Dat leidt tot meer inzichten en betere risicoanalyses. De Belastingdienst is nu al heel sterk aan het innoveren, al is het maar om daarmee ook een gedeelte van de krapte op de arbeidsmarkt te ondervangen.’ 

Boef: ‘Het klopt dat de arbeidsmarkt krapper en krapper wordt. Binnen onze beroepsgroep is en blijft er een war for talent. De Belastingdienst zal dan alle zeilen moeten bijzetten om de juiste hoeveelheid mensen te werven en te behouden. Dat geldt ook voor de belastingadviesmarkt: wij zullen ook uitdagingen krijgen om met voldoende kennis en kunde een cliënt te kunnen blijven bijstaan.’ 

Jorissen: ‘Wat die successierechten betreft: we kijken wel steeds verlekkerd naar de bedragen die onder de boomers zouden vrijkomen voor de volgende generaties, maar dat is geen duurzame inkomstenbron voor de overheid. Zo’n ‘generational shift’ is maar eenmalig. Als je daar herhaalinkomsten uit wilt halen en privaat vermogen hoger wilt belasten, vind ik de handhavingscapaciteit bij de Belastingdienst weer een knelpunt. Denk alleen al aan box 3: de hoeveelheid fte die de Belastingdienst daaraan nu al kwijt is, staat compleet buiten verhouding tot wat het opbrengt. Mede daarom denk ik dat we in de toekomst meer overgaan naar meer ‘meetbare’ belastingen, waarbij de belastingplichtige een minder actieve of grote rol speelt in de informatievoorziening. Een stelsel waarbij mensen die jaarlijks moeten vertellen hoe hun Chinese vaas rendeert, werkt niet meer bij een steeds grotere personeelskrapte bij de Belastingdienst. Daarentegen versturen bedrijven in Mexico naar ik begrijp iedere factuur ook via een portal van de Belastingdienst. Die heeft daarmee een volledig sluitende btw-administratie en hoeft een stuk minder handmatig te controleren. Die kant zouden we op moeten; de ‘state of tech’ laat het toe en de ‘state of society’ vraagt erom.’ 

Welke internationale ontwikkelingen zullen de fiscaliteit in Nederland de komende tien jaar beïnvloeden? 

Boef: ‘Nederland is en blijft onderdeel van een wereldwijde economie met een open markt. Nu het BEPS-project vrijwel is geland, wordt een groot topic: hoe gaan we om met de belastingheffing van ultrarijken? Die discussie kunnen we de komende tien jaar op het internationale vlak verwachten. Eerst gaan we steggelen over de definitie van ultrarijk. Vervolgens: hoe ga je die belasten, en in welk land.’ 

Van der Vlist: ‘We moeten het investeringsklimaat in Nederland hoog houden. Alleen dan kunnen we rekenen op het incasseren van bijbehorende belastingen en andere heffingen. Een belangrijke internationale trend is daarbij de alsmaar toenemende fiscale transparantie. Toen ik nog bij de Belastingdienst werkte, hadden we veel beperkter mogelijkheden om andere relevante data te verkrijgen. Nu kan dat veel beter, de ontwikkeling in internationale gegevensuitwisseling tussen autoriteiten is een echte gamechanger. Meer fiscale transparantie betekent dat je als organisatie je huis nog beter op orde moet hebben.’ 

Welke ‘futuristische’ tools hebben fiscalisten in de toekomst nodig? 

Jorissen: ‘Er wordt op dit moment erg gefocust op – en virtuoos gedaan over – taalmodellen en AI. Die kunnen we inderdaad goed gebruiken voor allerhande ‘legwork’, zoals het opstellen van contracten of het doorzoeken en comprimeren van grote stukken informatie. Nadeel van taalmodellen is wel dat als er een misser staat in een vaak aangehaald stuk literatuur, die misser zich bestendigt. Er ligt dan des te meer een rol voor een opgeleide fiscalist om feit en fictie uit elkaar te houden. Vooralsnog denk ik dus niet dat AI of taalmodellen de grote gamechangers zijn. Ik zie wel een verandering optreden: zulke tools kunnen die repetitieve 80 procent van het werk doen, waarbij dat van de fiscalist verschuift naar de laatste 20 procent van het advies – de getrainde menselijke blik. Zo kunnen wij als vakgroep dus wel onze efficiency verhogen: tools kunnen data verzamelen, tijdlijnen in elkaar zetten, die ‘boilerplate-geraamtes’ van contracten neerzetten. En die laatste 20 procent is dan van ons. Dat maakt het werk voor fiscalisten overigens alleen maar leuker, hoewel het wel een opdrijvend effect zal hebben voor onze tarieven. Kortom: alles wat gestandaardiseerd kan worden afgewikkeld, valt weg uit onze dagelijkse werkzaamheden. Uiteindelijk komt onze toegevoegde waarde des te meer neer op de professional judgment. Daarom denk ik dat fiscaal advieswerk des te meer mensenwerk wordt, welke tools of datasets je ook tot je beschikking hebt. Die tools worden ontwikkeld door de techneuten, en het fiscale werk wordt daardoor des te juridischer en wellicht zelfs meer ‘creative writing’.’ 

Zie je ook bedreigingen voor de fiscaliteit? 

Jorissen: ‘Zeker! Uit eigen ervaring: ChatGPT is heel goed in het samenvatten van teksten. Vraag je vaak om je eigen teksten in te korten, dan verleer je al snel om beknopt te zijn. Datzelfde geldt voor creatieve denkprocessen. ChatGPT kan erg goed suggesties geven voor synoniemen of samengestelde of catchy termen. Maar ‘even ChatGPT vragen’ werkt wel verslavend, en voor je het weet denk je zelf niet meer na en verleert je hersenspier hoe dat ook alweer ging. Om die zelfbeschermende reden ben ik daar dus al mee gestopt – het ging bij mij te hard achteruit. En juist omdat wij ons zullen moeten focussen op die laatste 20 procent is onze creativiteit ons selling point. In die zin kan ChatGPT dus ook een bedreiging zijn: voor je het weet word je er dommer van.’ 

Boef: ‘Ook ik vind dat de menselijke tussenkomst wezenlijk blijft, hoeveel AI er ook is. Het recht, en zeker het belastingrecht, kent veel open normen. Voor interpretatie, analyse en conclusies hebben we kennis en ervaring nodig. Belastingplichtigen ervaren levensgebeurtenissen en bedrijfsgebeurtenissen, en die kunnen alleen worden beoordeeld door mensen. De toegevoegde waarde van ons beroep laat zich lastig automatiseren, omdat zowel die juridische duiding als het interpreteren van de gebeurtenissen voorlopig nog niet zijn te ontsluiten door een computer.’ 

Welke vaardigheden hebben fiscalisten nodig als je toch weet dat AI doorzet? 

Van der Vlist: ‘Toegepaste technologie voor de fiscaliteit is maar voor een heel klein stukje generatieve AI, zoals ChatGPT. Ik pas AI-oplossingen dagelijks toe, voor het vertalen van een mail tot aan het uitvragen van een exploratieve data-analyse op een verkregen dataset en het laten controleren van een Python-code of Excelformule. Het vereist eigenlijk vooral bewustzijn van wat het wel en vooral ook niet is.’ 

Verreist dit ook andere vaardigheden van een fiscalist? 

Van der Vlist: ‘Ik denk dat we veel bredere skillsets nodig hebben: reporting, toezicht, het kunnen doorgronden van een database, skills om te kijken hoe we fiscale duiding aan de voorkant al goed kunnen inregelen door bepaalde workflows te automatiseren. Maar ook in het domein van monitoring en testing kan veel geautomatiseerd worden ingeregeld. Dat vereist samenwerking tussen datascientists die de onderliggende datastructuren kunnen interpreteren en fiscalisten met hun professional judgment: welke data moeten we waar vandaan halen om te kunnen controleren of iets al dan niet goed is gegaan? Ik denk dat dit het vak alleen maar breder en leuker maakt.’ 

Jorissen: ‘Ik denk dat er initieel vooral voor het grotere bedrijfsleven veel gaat veranderen door de opkomst van meettechnologieën en AI, maar in de midmarket gaat dat de komende fase een stuk gradueler. Ten eerste omdat de tooling eerst nog te kostenintensief is – dus de databeschikbaarheid minder – en ten tweede omdat het grootste bedrijfsleven steeds als oefencategorie zal dienen. Net als er een Europese Unie van twee snelheden kan zijn, ontstaat er zo dan initieel ‘een fiscaliteit van twee snelheden’.’ 

Boef: ‘Mee eens. In de midmarket zullen onze vaardigheden min of meer gelijk blijven. Die fiscalisten gaan ook gebruikmaken van nieuwe tools, maar in de kern geven ze nog steeds advies en moeten ze zorgen dat die belastingpositie is geborgd.’ 

Jorissen: ‘Er komen door de verbreding van de belastingmix, internationalisering en nieuwe technologieën zoveel onderwerpen op je af, dat je die op een gegeven moment niet meer allemaal overziet. Fiscalisten zullen zich dus verder specialiseren. Verder vormt zich er een afbakening tussen het domein van de fiscalist, van een computerwetenschapper, softwareleverancier en data-analist. Als de technologische ontwikkelingen toenemen, wordt het leveren aan de ‘fiscale industrie’ het bètavak, terwijl de fiscaliteit zelf juist steeds meer een alfa vak wordt. Zie het als het verschil tussen de ontwerpers van de meetapparatuur en softwaretools, en de fiscalisten die van al die data een juridisch narratief maken. Het vak van de fiscalist zelf wordt dan steeds meer een soort ghost- en copywriting: veel meer verhalend, creatiever en minder kwantitatief, overzicht en een verhaal creëren binnen de fiscaal relevante datadichtheid.’ 

Boef: ‘Waar ik me zorgen over maak, is als de overheid hiermee aan de slag gaat. Wat als er onvoldoende menselijke interventie is en er niet alleen maar op objectieve basis belasting kan worden geheven? Dan ben je in potentie overgeleverd aan de battle of the computers. Dat zal niet goed uitwerken voor de belastingplichtige. Dat is een zorgpunt bij technologie: is de rechtsbescherming nog gewaarborgd?’ 

Wat is de volgende fiscale trend die niemand ziet aankomen? 

Jorissen: ‘Ik denk aan fair tax labels. Geopolitieke instabiliteit maakt belasting betalen meer sexy en de fiscalist kan onderbouwd onderscheiden wat wel en niet agressief gezien de geest en doelstelling is van de wet. Dat vereist een heel ander kompas.’ 

Boef: ‘Ik wil niet te somber overkomen, maar ik vraag me serieus af hoe het toezicht eruit gaat zien. En: zijn we nog in staat om de belastingmoraal hoog te houden nu het aantal geschillen toeneemt? En is de kennis en kunde op orde bij de Belastingdienst en in de markt van belastingadviseurs? Daar moet de komende jaren alle aandacht liggen.’ 

Laten we eens richting 2094 gaan. 

Boef: ‘Zijn arbeid en winst nog steeds de logische aanknopingspunten voor belastingheffing? Of wordt dat kapitaal of vermogen, en natuur, of iets anders? Als dat de belastingmix kleurt, dan moet dat een enorme impact hebben op de manier waarop er wordt geheven. Dan is er mogelijk minder druk op het bedrijfsleven of op belastingplichten om aangifte te doen. Er wordt dan geheven over omzetten en kosten, niet meer over winsten en inkomen. Dat zou een effect kunnen hebben op hoe we naar ons vak moeten kijken. Ook vraag ik mij af waar – als zoveel wordt geautomatiseerd – de rechtszekerheidscomponent blijft. Heb je, als je het niet eens bent met een heffing of je meent dat je onheus bent bejegend, dan nog voldoende toegang tot een bezwaar- en beroepsinstantie? Is er nog een rechtelijke macht die dat voldoende kan behappen?’ 

Van der Vlist: ‘Als we toch aan het dagdromen zijn … Denk dan aan het volgende. Het managen van al die verschillende heffingen, de data die je daarvoor nodig hebt en de processen die je daarvoor moet inrichten: hoe hou je dat allemaal nog in controle tegen een redelijke cost of compliance, terwijl de complexiteit nog steeds toeneemt? Dat vraagt om een gewogen balanceeract, een workforce met een bredere skillset, datagedreven processen en optimale ondersteuning met technologie.’ 

Waarmee begint in 2094 een adviesgesprek met een cliënt? 

Boef: ‘Het ligt natuurlijk aan het type cliënt. Maar ik zou vragen: hoe sta je qua compliance? Ben je bij met je aangifte en betalingen? Ben je helemaal in control?’ 

Jorissen: ‘Kan die cliënt op ieder willekeurig moment een actuele stand van zijn fiscale zaken op zijn beeldscherm toveren? Waarschijnlijk wel, en dan kun je als fiscalist vervolgens heel snel zichtbaar en inzichtelijk maken hoe bepaalde fiscale tweaks doorwerken in bredere cashflows. Dan is ook gelijk duidelijk hoe fiscaal beleid de organisatie kan raken of helpen. Ik zie graag voor me dat ik als een soort CSI met grafieken sleep!’ 

Als je jezelf verplaatst in je toekomstige ik … Wat zou die persoon dan aan de huidige ik vragen? 

Jorissen: ‘Ik denk dat mijn toekomstige ik zal vragen: waarom heeft de NOB niet harder ingezet op mogelijke maatschappelijke aspecten van fiscaal beleid, zoals op het gebied van klimaatverandering of demografie? Want dat gaat ons allemaal raken en in de toekomst moeten we dure oplossingen doorvoeren. Dus: had de Orde een meer Barbara Baarsma-eske koers kunnen varen en niet alleen fiscaaltechnisch, maar ook op macroniveau van zich moeten laten horen? Ik zou ook terugblikken: die verharding, die hyperfocus op het microdomein van winst en inkomen, en de tegenstellingen die erdoor beginnen te ontstaan, dat begint echt louter negatieve effecten te krijgen. Waarom hebben we niet eerder ingegrepen?’ 

Van der Vlist: ‘De toekomstige ik zou zich afvragen waarom fiscaliteit nog zo lang in silo’s is bedreven. Hadden organisaties en adviseurs niet veel eerder en sneller aan de slag moeten gaan met het integreren van de verschillende compliancegebieden? Om vanuit één centrale dataset op efficiënte wijze te kunnen voldoen aan allerhande complianceverplichtingen, van traditionele middelen zoals vpb en btw tot fiscale verantwoording in duurzaamheidsverslaggeving zoals CSRD & Total Tax Contribution. De toekomstige ik zou ook haar verbazing uitspreken over de adoptie van technologie in het fiscale domein. Waarom vonden fiscalisten het bijvoorbeeld een goed idee om nieuwe technologie zoals generatieve AI uit te dagen op juist de meest complexe fiscale vraagstukken? Had de adoptie niet veel sneller kunnen gaan als de focus had gelegen op de 80 procent minder complexe gestandaardiseerde fiscale taken?’ 

Boef: ‘Als ik over 25 jaar terugkijk, zou ik zeggen: het heeft wel lang geduurd voordat de praktijk een slag efficiënter werd. En, maar dit is een groter thema: hoe hebben we het qua wetgeving zo complex laten worden. Een klassiek thema.’ 

Jorissen: ‘Dat van die complexiteit is helaas waar. De Wet Vpb is sinds 2014, toen ik afstudeerde, twee derde langer geworden. Binnen één decennium. Toch is dat ook weer goed voor ons vak, want het lijkt me heel saai als je in een statisch rechtsgebied zou werken. En anders had ChatGPT amper wat te doen.’