Vijf vragen aan Arjo van Eijsden ‘Van EY naar HR’

Arjo van Eijsden (EY), penningmeester in het NOB-bestuur en voorzitter van de Commissie Beroepszaken en van de kerngroep Rechtszekerheid en Rechtsbescherming, maakt een opmerkelijke carrièrestap. Per 1 november a.s. is hij benoemd tot raadsheer in de belastingkamer van de Hoge Raad. Vorige week woensdag werd hij door koning Willem- Alexander beëdigd.

Al een beetje bijgekomen van alle commotie?

‘Nee, nog niet helemaal. Ik heb ontzettend veel reacties gekregen op m’n benoeming. Natuurlijk uit mijn directe omgeving, maar ook bijna 600 felicitaties op LinkedIn. Die heb ik allemaal een persoonlijk bedankje gestuurd. Ik heb nog een beetje een dubbel gevoel. Na 23 jaar neem ik afscheid van het beroep waaraan ik zo verknocht ben en van het kantoor dat mij zoveel mooie kansen heeft geboden – en dat valt me zwaar. Maar ik weet ook waarvoor ik gekozen heb: een baan waarin ik me als fiscalist helemaal op m’n plaats voel. Want wat doe ik het allerliefst? Dat is in de wetboeken en jurisprudentie duiken en uitzoeken wat die zeggen over een bepaalde rechtsvraag. En dat is precies waar je als raadsheer in de Hoge Raad mee bezig bent: met rechtsvorming. Ik vind het heel mooi om daaraan een bijdrage te mogen leveren.’

Zo’n benoeming: hoe gaat die in grote lijnen in haar werk?

‘Je wordt gevraagd; bij mij gebeurde dat enkele jaren geleden. In het eerste contact gaat het om de vraag of je in principe geïnteresseerd bent om op termijn raadsheer te worden. Als je positief reageert – en dat deed ik, na daarover goed nagedacht te hebben – volgt een aantal gesprekken met raadsheren en met de Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer. Als die goed verlopen kom je op een aanbevelingslijst. Daarna is het afwachten. In de tussentijd is er wel regelmatig contact, waardoor je bijvoorbeeld weet dat je bovenaan de lijst staat en dat je bij de eerstvolgende vacature de kandidaat kan zijn. En zo ging het. In mei van dit jaar werd ik gebeld door een van de vicepresidenten, die me vertelde dat de belastingkamer me graag per 1 november zou verwelkomen. Hoewel ik wist dat het kon gebeuren was ik toch verrast; je wereld staat even op z’n kop. Ik moest het op dat moment nog stil houden, want je benoeming wordt pas openbaar na een tweede gesprek met de Vaste Commissie voor Justitie en Veiligheid van de Tweede Kamer. Maar dan is het echt menens: je moet je kantoorgenoten inlichten – het EY-bestuur was al langer op de hoogte – en afscheid nemen van de meeste van je nevenfuncties. Het waren echt hectische weken.’

Weet je al wat je inwerkperiode gaat inhouden?

‘Nee, niet precies. Er zullen kennismakingsgesprekken zijn met onder meer leden van het parket en met raadsheren van de drie kamers. Daarnaast zal ik toch meteen moeten meedraaien in het werkritme van de belastingkamer, met als vast punt in de week het raadkameroverleg op woensdag. Natuurlijk ben ik erg benieuwd hoe de overstap me gaat bevallen. Bij EY heb ik meerdere functies; bovendien ben ik lid van het dagelijks bestuur van de NOB. In al die verschillende functies gebeurt er elke dag wel iets wat je niet had verwacht of voorzien. Vaak een overvolle agenda, met cliëntenafspraken, calls en andere besprekingen. Veel ad hoc-handelen en improviseren, met de daarbij horende hectiek. Na 1 november is mijn werk veel overzichtelijker, maar ook veel solistischer. Corona is wat dat betreft een aardige generale repetitie voor me geweest. Ik heb sinds maart veel thuis gewerkt – wat me goed is bevallen. Bij de Hoge Raad begin ik op 1 november; bij EY werk ik tot eind september. Oktober ben ik vrij; ik ga dan in m’n eentje – corona volente – delen van een pelgrimsroute in Toscane en Umbrië lopen. Een betere voorbereiding kan ik me niet voorstellen.’

Je bent sinds 1997 lid van de NOB. Een actief lid mogen we wel zeggen. Dat ga je missen?

‘Ja, de NOB ga ik zeker missen. Ik ben een groot deel van m’n lidmaatschapsperiode actief geweest in secties en commissies en nu ben ik ook alweer ruim vijf jaar lid van het bestuur – waarvan de laatste vier jaar lid van het dagelijks bestuur. Voor mij geldt: de NOB hoort erbij; ik weet niet beter. Dus dat afscheid zal ik voelen. Wat me altijd zal bijblijven is de eensgezindheid binnen de vereniging. Als het om voor belastingadviseurs belangrijke zaken ging dan sloten we de gelederen. De kantoorverschillen werden terzijde geschoven; concurrentiegedachten waren ver weg. Een soort familiegevoel – anders kan ik het niet omschrijven.’

Welke boodschap geef je de NOB mee?

Eén: blijf in elk geval de inhoudelijk gedreven club die je altijd bent geweest, met veel aandacht voor de praktijkgevolgen van wet- en regelgeving. De functie van onafhankelijke denktank spreekt me daarbij erg aan. En twee: de rechtsbescherming en rechtszekerheid van de belastingplichtige – bedrijven zowel als burgers – verdienen maximale aandacht. Daaraan kan – en moet – de NOB een belangrijke bijdrage blijven leveren.’

Het laatste nieuws