Vijf vragen aan Natasja Winter
Natasja Winter, partner bij KWPS, is sinds eind 2023 de nieuwe voorzitter van de NOB-sectie Pensioenen. Vijf vragen aan haar over de sectie en de uitdagingen ten aanzien van de nieuwe pensioenwet.
Kun je jezelf kort voorstellen aan de leden en vertellen over je achtergrond en ervaring in de pensioensector?
Natuurlijk. Ik heb fiscale economie gestudeerd aan de UvA en ben vervolgens bij Coopers & Lybrand /PwC gestart als belastingadviseur in de generale adviespraktijk. Vanuit de praktijk ben ik in het pensioenvak gerold, zoals de meeste mensen om mij heen. Dit kwam min of meer op mijn pad, maar al snel ontdekte ik dat het een interessant onderwerp is. Mijn focus lag voornamelijk op het fiscale aspect, met name in relatie tot loonbelasting en bredere arbeidsvoorwaarden. In 2006 ben ik samen met een collega ons eigen bedrijf gestart, waarbij we ons ook breder zijn gaan richten op arbeidsvoorwaarden, doorwerken na pensioen, individualisering, enzovoort. Verder ben ik gastdocent aan de Universiteit Maastricht en docent bij de Beroepsopleiding en het Programma Permanente Educatie.
Wat zijn de belangrijkste activiteiten van de sectie Pensioenen?
Onze hoofdtaak is het volgen van alle ontwikkelingen op het gebied van wet- en regelgeving in de pensioensector. Er is veel lagere regelgeving in dit domein, dus het bijhouden hiervan is cruciaal. We hebben regelmatig overleg met het Centraal Aanspreekpunt Pensioenen (CAP) van de Belastingdienst. We proberen ook een kritische houding aan te nemen richting het Ministerie van Financiën, waarbij we het niet altijd eens zijn met voorgestelde zaken. Via het CAP proberen we dit aan te kaarten. Het CAP is een belangrijke gesprekspartner waarmee we informatie delen en eventuele praktijkproblemen bespreken. Als sectie dragen we ook bij aan de reacties op wetsvoorstellen en verzorgen we educatie binnen de NOB, zowel voor de beroepsopleiding als het programma permanente educatie.
Wat zijn de plannen voor de nabije toekomst?
Voor het najaar staan er weer opleidingen gepland. Vorig jaar hebben we ook aandacht besteed aan de Wet toekomst pensioenen, onder andere via een webinar. Met de huidige kabinetsformatie en de discussie over deze pensioenwet is het afwachten welke kant het opgaat. Ik verwacht dat Wet toekomst pensioenen in de kern ongewijzigd blijft doorgaat, maar er kunnen altijd zijpaden bewandeld worden waar we dan aandacht aan zullen besteden.
Wat is de laatste stand van zaken rondom de Wet toekomst pensioenen?
Op dit moment speelt een belangrijk juridisch aspect. NSC wil een referendum houden over het ‘invaren’ van oude rechten in het nieuwe stelsel. Volgens de per 1 juli 2023 gewijzigde Pensioenwet wordt het pensioenvermogen in zijn geheel overgedragen in het nieuwe systeem, maar NSC beschouwt dit als een aantasting van het instemmingsrecht van de deelnemer. De discussie draait om de mogelijkheid voor individuen om te kiezen of ze hun pensioenvermogen in het oude systeem willen houden. Dit kan grote gevolgen hebben voor de transitie, aangezien het invaren van oude rechten een essentieel onderdeel is. Hoewel ik het niet verwacht, blijft het onzeker.
Welke uitdagingen zie je nog meer?
Dat betreft de krapte op de arbeidsmarkt, vergrijzing en duurzame inzetbaarheid van medewerkers. Werkgevers tonen nog relatief weinig initiatief op het gebied van duurzame inzetbaarheid, terwijl dit cruciaal is gezien de krapte op de arbeidsmarkt en de vergrijzingsgolf. Maatregelen zoals deeltijdpensioen of generatiepactregelingen worden nog niet breed toegepast, terwijl ze kunnen bijdragen aan het langer aan het werk houden van ouderen. Werkgevers moeten hier meer aandacht aan besteden, vooral voor werknemers met zware beroepen. Er moet gedragsverandering op gang komen.
Een andere uitdaging is de verlaging van de pensioenopbouw, wat samenhangt met langer doorwerken of eerder stoppen. Werknemers moeten beseffen dat ze niet meer automatisch 70% van hun inkomen zullen ontvangen op pensioenleeftijd en zelf moeten bijsparen.
Terugkomend op het invaren; dit heeft betrekking op de pensioenfondsen. Er zijn daarnaast ongeveer 50.000 verzekerde pensioenregelingen die vóór 1 januari 2028 allemaal aangepast moeten worden. Ik wil deze werkgevers en hun adviseurs aansporen om nu al actie te ondernemen. Bij de verzekeraars en intermediairs is de kans reëel dat een bottleneck-effect optreedt. Werkgevers kunnen dus niet te lang wachten met het treffen van maatregelen.