De NOB heeft een eigen tuchtrechtspraak, waarin – als daar aanleiding voor is – de praktijkuitoefening van leden wordt getoetst aan de ‘eer en waardigheid van het beroep’ zoals beschreven in onze beroeps- en gedragsregels. Die hebben we vastgelegd in de code of conduct, waarvan onze tax principles onderdeel uitmaken.
De tuchtrechtspraak treedt in werking als cliënten (of anderen met een belang) ontevreden zijn over de dienstverlening door een NOB-lid en een klacht indienen bij de Raad van Tucht. De tuchtrechtspraak is geregeld in het Reglement Tuchtzaken en in de Statuten NOB.
De tuchtrechtspraak is in eerste instantie in handen van de Raad van Tucht. Tegen een uitspraak van de Raad van Tucht is beroep mogelijk bij de Raad van Beroep.
Indienen klacht
Cliënten, andere personen (mits het hun belang betreft), NOB-leden, het NOB-bestuur, de toezichthouder ingevolge de WWFT en de Directeur-Generaal van de Belastingdiensten kunnen een klacht indienen over gewone en aspirant-leden van de NOB. Ook tegen oud-leden van de NOB kan een klacht worden ingediend, wanneer die betrekking heeft op werkzaamheden die tijdens het lidmaatschap zijn verricht. Voor alle duidelijkheid: het is alleen mogelijk een klacht in te dienen tegen een individueel NOB-lid. Klachten tegen een kantoor zijn niet mogelijk.
Een klacht kan schriftelijk worden ingediend bij de Raad van Tucht van de NOB, Postbus 2977, 1000 CZ Amsterdam. Het heeft onze voorkeur dat een klacht (met eventuele bijlagen) per e-mail wordt ingediend. Deze kan worden verstuurd naar e-mailadres raadvantucht@nob.net
Uitspraak Raad van Tucht 8 maart 2024 (T 414) Voorzitter: mr. D.A. VerburgLid: drs. J.M.M. HazewinkelExtern lid: mr. dr. F.G.F. PetersGriffier: mr. N. Veenstra Klager verwijt verweerder dat hij de aangiften inkomstenbelasting 2021 niet heeft ingediend en onvoldoende daarover heeft gecommuniceerd. Toetsingskader voor de uitoefening van de werkzaamheden van een…
Uitspraak Raad van Beroep 27 november 2023 (B 117) tegen de uitspraak van de Raad van Tucht 19 oktober 2022 (T 406) Voorzitter: mr. C.M. EttemaLeden: mr. drs. P.C. van der Vegt en mr. J.M. van der VegtGriffier: mr. R. Marchal Artikel 21, lid 2 van het Reglement Tuchtzaken (relatieve…
Uitspraak Raad van Tucht 22 november 2023 (T 411) Voorzitter: mr. D.A. VerburgLid: mr. P.E. HalprinExtern lid: mr. T.K. LekkerkerkerGriffier: mr. R. Wijkstra De Raad van Tucht komt niet toe aan de beoordeling van de klacht dat verweerder de suggestie heeft gedaan om de vaststellingsovereenkomst te antedateren. Dat verweerder zich schuldig heeft…
Uitspraak Raad van Beroep 20 november 2023 (B 115a) tegen de uitspraak van de Raad van Tucht 20 juni 2022 (T 403a) Voorzitter: mr. C.M. EttemaLeden: mr. M.A. de Kleer en mr. R. den OudenGriffier: mr. M.T.M. Hennevelt Relatieve verjaringstermijn (art. 21, lid 2 Reglement Tuchtzaken). Klacht is niet ingediend…
Uitspraak Raad van Beroep 20 november 2023 (B 115b) tegen de uitspraak van de Raad van Tucht 20 juni 2022 (T 403b) Voorzitter: mr. C.M. EttemaLeden: mr. M.A. de Kleer en mr. R. den OudenGriffier: mr. M.T.M. Hennevelt Relatieve verjaringstermijn (art. 21, lid 2 Reglement Tuchtzaken). Klacht is niet ingediend…
Artikel 1 van het RBU (eer en waardigheid). Bij de te betrachten eer en waardigheid kunnen ook de belangen van anderen dan een cliënt meewegen. Bij de uitoefening van zijn werkzaamheden geniet een lid een ruime mate van vrijheid om de belangen van zijn cliënt te behartigen. Deze vrijheid wordt beperkt doordat een lid de belangen van anderen niet onnodig of onevenredig mag schaden. Appellante wordt verweten dat zij procedures namens haar echtgenoot voert terwijl zij wist of had moeten weten dat de procedures nodeloos waren of vruchteloos zouden blijven. De Raad van Beroep oordeelt dat het voeren van de procedures vanuit het perspectief van Appellante niet van iedere redelijke grond ontbloot was. Appellante heeft evenmin een tuchtrechtelijk laakbare hoeveelheid procedures gevoerd.
De door klaagster gewraakte handelingen hebben betrekking op de werkzaamheden die verweerder heeft verricht voorafgaand aan zijn lidmaatschap bij de NOB. De Raad van Tucht oordeelt dat hij daarom nie taan de inhoudelijke behandeling van de klacht toekomt. Het Register Belastingadviseurs, waar verweerder lid van was ten tijde van het verrichten van de gewraakte handelingen, neemt geen klachten tegen verweerder in behandeling omdat hij daar geen lid meer is. Dit heeft niet tot gevolg dat de Raad van Tucht de gewraakte handelingen kan beoordelen.
Ontvankelijkheid incidenteel beroep (art. 22, lid 4, Reglement Tuchtzaken); intrekking van het beroep na aanvang van de termijn voor het instellen van incidenteel beroep heeft geen gevolgen voor de ontvankelijkheid van het incidentele beroep. Grond voor de door de Raad van Tucht opgelegde schriftelijke waarschuwing vervalt in casu na weerspreking in incidenteel beroep.
De enkele omstandigheid dat een strafbeschikking tegen een NOB-lid is uitgevaardigd, die onherroepelijk is, is onvoldoende om op grond daarvan het lidmaatschap van de NOB te beëindigen. In casu is de gegrondheid van de strafbeschikking, alsmede de in de strafbeschikking beboete gedraging – het opzettelijk aan de Belastingdienst verstrekken van onjuiste en onvolledige informatie in de zin van artikel 47 AWR met betrekking tot de administratie van een maatschap – niet door een rechter beoordeeld
Bevoegdheid RvT is gegeven als een klacht tegen een NOB-lid is ingediend wegens handelen in strijd met de eer en waardigheid van het beroep.
De klacht is ontvankelijk, omdat sprake is van handelen door verweerder in de zin van artikel 2, lid 1, van het Reglement Tuchtzaken en omdat de ingediende klacht het eigen belang van klager betreft.
Toetsingskader bij afwezigheid cliëntrelatie en bij handelen in andere hoedanigheid dan belastingadviseur.
Het laakbaar handelen dat verweerder in de klachtprocedure tegen klager bij de Raad van Tucht van het Register Belastingadviseurs wordt verweten, is niet aannemelijk gemaakt. Daarom kan niet worden geoordeeld dat verweerder tuchtrechtelijk laakbaar heeft gehandeld.