Fiscaal kwalificatiebeleid: Oproep tot een meer gerichte aanpak van kwalificatieverschillen

De NOB steunt de wens van het kabinet om belastingontwijking te voorkomen en bepleit aanpassing van het kwalificatiebeleid van buitenlandse rechtsvormen. De NOB is verheugd dat het kabinet dit initiatief nu neemt. Het voorstel zal het aantal hybride mismatches zeker verminderen. In zijn huidige vorm is het wetsvoorstel echter bijzonder verstrekkend en heeft het ook gevolgen voor situaties waarin geen sprake is van mismatches, zoals in puur binnenlandse verhoudingen. De NOB roept dan ook op tot een meer gerichte aanpak. De NOB is van mening dat de invoering van het wetsvoorstel per 1 januari 2022 belastingplichtigen onvoldoende tijd biedt zich voor te bereiden op het nieuwe recht. Zeker nu er nog veel onduidelijkheden bestaan over de gevolgen en effecten op andere belastingmiddelen.

Achtergrond 
Het huidige kwalificatiebeleid veroorzaakt vaak internationale mismatches. Bij buitenlandse rechtsvormen waarvan geen Nederlandse equivalent bestaat worden bepaalde civielrechtelijke kenmerken van die rechtsvorm vergeleken met die van bestaande Nederlandse rechtsvormen. Vervolgens wordt de betreffende buitenlandse rechtsvorm in principe op dezelfde wijze behandeld als de Nederlandse rechtsvorm die hiermee vergelijkbaar is. Hierdoor ontstaan vaak mismatches in belastingheffing die mogelijk kunnen leiden tot dubbele belastingheffing of dubbele niet-heffing. 

In het kader van de maatregelen die het kabinet wil nemen ter bestrijding van belastingontwijking en in aanvulling op de implementatie van specifieke maatregelen op het gebied van hybride mismatches (zoals de implementatie van de ATAD2 richtlijn) werd ook de internetconsultatie ‘Aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtvormen’ gelanceerd.  

Het wetsvoorstel beoogt bepaalde rechtsvormen met ingang van 1 januari 2022 anders te kwalificeren dan voorheen en de kwalificatie meer in lijn te brengen met hetgeen in andere landen gebruikelijk is. 

Reactie NOB  
De NOB wil met haar reactie op de internetconsultatie ‘Aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid rechtvormen’ onderstrepen dat zij de wens van het kabinet om belastingontwijking tegen te gaan steunt. De NOB heeft de aanpassing van het Nederlandse kwalificatiebeleid van rechtsvormen al vaker bepleit en zij is dan ook verheugd met het genomen initiatief.  

Het voorstel zal het aantal hybride mismatches verminderen en daardoor ook het aantal situaties waarin zich dubbele belasting of dubbele niet heffing voordoet. Het voorstel heeft in zijn huidige vorm echter een veel ruimere werking en bevat vele onduidelijkheden, onder andere met betrekking tot de doorwerking van de aanpassingen in andere heffingswetten. De NOB verzoekt de wetgever het huidige voorstel te heroverwegen. 

Internetconsultatie ‘aanpassing fiscaal kwalificatiebeleid’ 

Het huidige voorstel ziet op drie categorieën:  

Met het voorstel wordt in internationaal verband een veelvoorkomend kwalificatieverschil opgeheven. Tegelijkertijd constateert de NOB dat de gevolgen van dit voorstel verstrekkend zijn. In nationale situaties doen zich geen kwalificatiemismatches voor. Desondanks hebben de voorgestelde wijzigingen ook een grote impact op enkel nationale situaties. De NOB begrijpt dit vanuit een eenvoudsoogpunt. Het opgenomen overgangsrecht schiet evenwel op belangrijke onderdelen tekort. De NOB verzoekt het overgangsrecht uit te breiden zodat kan worden voorkomen dat belastingplichtigen bij invoering van dit voorstel tegen aanzienlijke fiscale verplichtingen zullen aanlopen die zij niet konden voorzien. 

De NOB verzoekt de wetgever een algemeen toetsingskader voor de kwalificatie van buitenlandse rechtsvormen op te stellen op basis waarvan een entiteit vergelijkbaar is met een desbetreffende Nederlandse rechtsvorm. De NOB hecht belang aan publicatie van een dergelijk toetsingskader met het uiteindelijke wetsvoorstel. Daarnaast kan ook een lijst worden gepubliceerd met buitenlandse rechtsvormen waarin is aangegeven met welke Nederlandse rechtsvorm deze vergelijkbaar is. 

Ook constateert de NOB vele onduidelijkheden met betrekking tot de doorwerking van de aanpassingen in andere heffingswetten.  

Met betrekking tot de voorgestelde datum van ingang per 1 januari 2022 is de NOB van mening dat deze belastingplichtigen onvoldoende tijd biedt te anticiperen op het nieuwe recht.  

Om deze redenen verzoekt de NOB het voorstel te heroverwegen met inachtneming van dit commentaar.  

Het volledige commentaar kunt u hieronder nalezen. 

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, drs. S.P. de Buck, mr. W.E.J. Dijkstra, mr. J.H. Elink Schuurman, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, E.P. Hageman LLM, prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis, drs. J.M. Jonkers, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, mw. dr. mr.  N.M.A. van Kreveld, mw. dr. C.L. van Lindonk, prof. dr. mr. M.M.W.D. Merkx, dr. J.H.M. Nieuwenhuizen, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, dr. J. van Strien, mr. M.H.C. Ruijschop,  mr. M.J. Velthoven, mr. E.A. Visser, mr. L. van der Voort, R. van der Wilt LLM (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving) met medewerking van de sectie Internationale Fiscale Zaken en de sectie Europees Fiscaal Recht en met medewerking van de NOB-leden mw. mr. drs. A. van Dijk MRE, drs. J.P.M. van Niekerk, mw. mr. N. Idsinga, mw. mr. drs. R.M. Bos-Schepers, mr. J.C.M. Bertrams en mw. mr. R. van der Beek.

Gerelateerd