Starten of stoppen
Wie bepaalt het studieaanbod binnen een universiteit en op basis van welke criteria? We vroegen het Peter Kavelaars, hoogleraar fiscale economie aan de Erasmus School of Economics naar aanleiding van de geplande beëindiging van die studie.
Wie bepaalt binnen een universiteit welke studies worden aangeboden of geschrapt?
‘In de regel beslist het faculteitsbestuur daarover, doorgaans na consultatie of voorstel van belanghebbenden. Uiteindelijk moet een dergelijk voornemen door het College van Bestuur van de universiteit worden goedgekeurd. De aanvraag voor een nieuwe studie dient te worden gedaan bij het ministerie van Onderwijs en Wetenschappen, dat hierover beslist. De aanvraag voor beëindiging van een studie wordt beoordeeld door DUO, tenzij het de laatste studie van de betreffende soort in Nederland is; dan beslist de minister. Zo’n verzoek wordt gedaan door het College van Bestuur van de universiteit. Bij dit proces zijn meestal de faculteitsraad en de universiteitsraad betrokken; zij hebben doorgaans een adviesrecht. Bij het beëindigen van een afstudeerrichting is ook de opleidingscommissie, verbonden aan de studie, betrokken. Die commissie heeft ook een adviesrecht, bij sommige universiteiten is dat een instemmingsrecht.’

De faculteitsraad, de universiteitsraad en de opleidingscommissie hebben bij beëindiging van een studie slechts een adviesrecht
Zijn er wettelijke vereisten of subsidies die invloed hebben op het studieaanbod?
‘Een subsidie is niet aan de orde. De opleiding wordt door de overheid gefinancierd. Welke criteria de minister of DUO hanteert is mij niet bekend. Wel is duidelijk dat van een nieuwe opleiding verwacht wordt dat er structureel voldoende studenten zijn en dat de opleiding relevant is. Bij beëindiging van een opleiding zal het argument veelal zijn dat deze niet meer relevant is en/of te weinig studenten trekt. Voor het aantal studenten geldt grosso modo dat er jaarlijks minstens 40 inschrijvingen moeten zijn. Door de voorgenomen bezuinigingen zal deze norm waarschijnlijk hoger worden. Daarnaast speelt momenteel ook mee of de opleiding Nederlandstalig of Engelstalig is.’
In hoeverre speelt de competitie in de (internationale) onderwijsmarkt een rol?
‘In het verleden zagen we dat dit vooral een rol speelde bij Engelstalig onderwijs. Bij fiscale opleidingen speelt dit doorgaans niet, omdat die voornamelijk gericht zijn op het Nederlandse belastingsysteem. Met name Maastricht University vormt hierop een uitzondering, omdat zij het fiscaal onderwijs (deels) Engelstalig aanbiedt. Daarnaast bieden enkele faculteiten, zoals de rechtenfaculteit van de UvA, een Engelstalige fiscale LLM aan om te concurreren met buitenlandse opleidingen. Dit geldt in feite ook voor Maastricht. In Utrecht was er ooit het plan om een Engelstalige opleiding te starten met name gericht op ontwikkelingslanden, maar dat is niet gelukt, waarna de Utrechtse fiscale opleiding geheel is beëindigd.’
En de studentenaantallen en arbeidsmarktrelevantie?
‘Wat dat betreft is de beëindiging van onze Rotterdamse opleiding fiscale economie buitengewoon merkwaardig. Jaarlijks stromen er in de bachelor zo’n 90 studenten in en zo’n 45 in de master. Financieel gezien is er dus geen enkele reden om te stoppen, hoewel de faculteit dat wel als een van de argumenten noemt. De rol van de arbeidsmarkt bij de afweging om een studie te starten of te beëindigen, is niet geheel duidelijk. In ons geval is het evident dat er voldoende vraag is naar de afgestudeerden, maar dit lijkt onze faculteit – helaas – niet te interesseren. Ook de positieve waardering voor onze studie binnen de fiscale wereld speelt kennelijk geen rol.’
Hebben studenten invloed op het studieaanbod?
‘Formeel wel, maar feitelijk lijkt dat wat minder het geval. De faculteitsraad, de universiteitsraad en de opleidingscommissie hebben bij beëindiging van een studie slechts een adviesrecht. Het faculteitsbestuur kan dit advies naast zich neerleggen of het voorstel tot beëindigen aanpassen en nader motiveren. In ons geval hebben de faculteitsraad en de universiteitsraad het besluit van de faculteit goedgekeurd, ondanks een negatief advies van de opleidingscommissie. Het faculteitsbestuur heeft dat advies tot onze grote spijt volledig genegeerd.’
Hebben bedrijven en andere externe stakeholders invloed op het aanbod?
‘Nee, daar lijkt het niet op. Hooguit gebeurt dit indirect, bijvoorbeeld via een Raad van Toezicht van de universiteit, maar dit is dan vooral een kwestie van toevalligheid of relaties.’
Hoe wordt een nieuwe studie ontwikkeld?
‘Meestal komt dit vanuit de universiteit zelf, doorgaans via het faculteitsbestuur of bijvoorbeeld op voordracht van een hoogleraar. Soms wordt een nieuw vak ondersteund door het bedrijfsleven, maar dit komt volgens mij zelden voor.’
Hoe wordt bepaald of er voldoende vraag is naar een nieuwe studie, zowel vanuit studenten als vanuit de arbeidsmarkt?
‘Degene die een voorstel voor een nieuwe studie doet, moet dit goed onderbouwen. Dat kan uiteraard ook het faculteitsbestuur of het College van Bestuur zijn. Het vereist een grondig onderzoek naar onder andere de wenselijkheid van de nieuwe studie, het verwachte aantal studenten en een gedegen plan dat allerlei aspecten van de nieuwe opleiding omvat.’
In hoeverre wordt samengewerkt met andere onderwijsinstellingen bij het aanpassen van het studieaanbod?
‘Dat zal per universiteit verschillen. Rotterdam werkt in brede zin samen met de universiteiten van Delft en Leiden. Samenwerking met de HEAO Rotterdam zou ook voor de hand liggen, omdat we naast elkaar liggen, maar daar komt volgens mij in de praktijk weinig van terecht. Wel zien we bij fiscale economie een kleine instroom van Rotterdamse HEAO-studenten.’
In hoeverre speelt alumni-feedback een rol in de marketing van bepaalde studies?
‘Bij mijn weten speelt dat geen rol bij het afschaffen van studies. Voor nieuwe studies zou het wel van invloed kunnen zijn, maar daar heb ik geen ervaring mee. Bij bestaande studies maken universiteiten zeker gebruik van alumni.’
NB: Peter Kavelaars benadrukt dat de antwoorden zijn gebaseerd op zijn ervaring en kennis binnen de Erasmus Universiteit Rotterdam. Hij weet niet zeker hoe de situatie bij andere Nederlandse universiteiten is; die kan mogelijk afwijken.

Peter Kavelaars (66)
- 1983 Fiscale economie, Rotterdam
- 1992 Promotie: Internationale premieheffing sociale verzekeringen
- 1987-2002 Hoogleraar belastingrecht, Universiteit Leiden
- 2012-2013 Commissielid Belastingcommissie inkomstenbelasting en toeslagen
- 1989-2019 Directeur wetenschappelijk bureau, Deloitte
- 2016-2020 Buitengewoon hoogleraar fiscale economie en belastingrecht, University of Curaçao
- 1996-heden Hoogleraar fiscale economie, Erasmus School of Economics/wetenschappelijk directeur Fiscaal Economisch Instituut