NOB-commentaar op de nota’s van wijziging bij het Pakket Belastingplan 2019
Op 26 oktober 2018 heeft de staatssecretaris de tweede nota’s van wijziging aan de Tweede Kamer gestuurd, met daarin de uitwerkingen van de wijzigingen en nieuwe fiscale maatregelen die eerder zijn aangekondigd ter besteding van het vrijgekomen budget bij de handhaving van de dividendbelasting. De staatssecretaris had deze maatregelen eerder al aangekondigd in zijn Kamerbrief ‘Heroverweging pakket vestigingsklimaat’ van 15 oktober jl.
De nota’s van wijziging zien op de volgende onderdelen van het Pakket Belastingplan 2019:
1. verkorten maximale looptijd 30%-regeling (maatregel uit het Belastingplan 2019 – 35026), en
2. het wetsvoorstel Wet bronbelasting 2020 (35028).
Naast deze onderdelen becommentarieert de Nederlandse Orde van Belastingadviseurs (hierna: de Orde) ook enkele andere elementen ter zake van het Pakket Belastingplan 2019 en het wetsvoorstel implementatie ATAD 1 (op basis van de nota’s naar aanleiding van het verslag en nota’s van wijziging, gepubliceerd op 25 oktober 2018).
Samenvatting
Tariefmaatregel grondslagverminderende posten
1. Aftrek van betaalde alimentatie is voor alimentatieplichtigen effectief beperkt door de tariefmaatregel. Het lijkt erop dat dit niet geldt voor de afkoopsom die wordt gestort bij een professionele verzekeringsmaatschappij voor een jaarlijkse lijfrente-uitkering ten behoeve van de alimentatiegerechtigde.
Wijziging artikel 7.8 Wet IB 2001
2. De Orde constateert dat in de beide nota’s van wijziging bij het Belastingplan 2019 de regeling voor de kwalificerende buitenlandse belastingplichtige van artikel 7.8 Wet IB 2001 niet in overeenstemming wordt gebracht met het EU-recht. Dit, terwijl een soortgelijke wijziging wel wordt voorgesteld voor de heffingskortingen in de inkomstenbelasting voor buitenlandse belastingplichtigen.
30%-regeling
3. De tekst van het overgangsrecht dat wordt voorgesteld met de tweede nota van wijziging bij het Belastingplan 2019 is naar mening van de Orde voldoende duidelijk. De Orde geeft desalniettemin nog een suggestie ter nadere verduidelijking.
Wet Bronbelasting 2020 / Wet bedrijfsleven 2019
4. De Orde is van mening dat fiscale wetgeving neutraal hoort te zijn ten aanzien van de keuze van de rechtsvorm waarin de onderneming wordt gedreven. Met de verdere verlaging van het Vpb-tarief komt die neutraliteit onder druk te staan. De Orde vraagt of het kabinet heeft overwogen om de tariefmaatregel met betrekking tot de mkb-winstvrijstelling voor IB-ondernemers en de tbs-vrijstelling voor tbs’ers geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken. Dat zou de neutraliteit ten goede komen.
Wet implementatie eerste EU-richtlijn antibelastingontwijking
5. De Orde vraagt aandacht voor een aantal niet of beperkt beantwoorde vragen uit het eerder NOB-commentaar van 5 oktober 2018, onder andere ter zake van de CFC-bepaling in samenhang met een laagbelastende jurisdicties.
Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, mw. mr. L. Bergwerff, prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, de heer E.P. Hageman LLM, prof. dr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, prof. dr. P. Kavelaars, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, mr. E.A. Visser, drs. M.M.G.A. Voets, mw. mr. B.E.M. den Boer (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving) met medewerking van NOB-leden mr. J.H. Elink Schuurman en mr. A.A.W. Langevoord.