NOB: Geef het trustregister een goed fundament en registratieplichtigen duidelijke toelichting

Na de internetconsultatie is een vrijwel ongewijzigd Wetsvoorstel voor implementatie van de UBO-registratie voor trusts en soortgelijke juridische constructies ingediend bij de Tweede Kamer. De NOB herhaalt in haar reactie een aantal relevante en onopgeloste onderdelen uit de eerdere NOB-reactie op de internetconsultatie, zoals het ontbreken van een gedegen onderbouwing voor het openbare karakter van het trustregister. Daarnaast verdient het aanmerken van een fonds voor gemene rekening (‘FGR’) als ‘soortgelijke juridische constructie’ goede overweging en/of toelichting en voor de uiteindelijke gebruikers is het van groot belang dat er een duidelijke en zo volledige mogelijke toelichting beschikbaar komt voor het vaststellen van wie als UBO kwalificeert.

Op basis van de EU-Antiwitwasrichtlijn (‘de Richtlijn’) is Nederland verplicht om een register ter registratie van uiteindelijk belanghebbenden (Ultimate Beneficial Owners: ‘UBO’s’) voor trusts en soortgelijke juridische constructies (‘trust(achtigen)’) in te voeren.  

In de Implementatiewet is ervoor gekozen om er een (deels) openbaar trustregister van te maken. Dat gaat verder dan de voorschreven minimumimplementatie van de Richtlijn. Het UBO-register voor trusts(achtigen) mag namelijk een meer besloten karakter hebben; artikel 31 van de Richtlijn verplicht niet tot implementatie van een voor iedereen (deels) toegankelijk trustregister. Voor de duidelijkheid, dat is dus anders dan bij de registratie van UBO’s van vennootschappen en andere juridische entiteiten; op basis van artikel 30 van de Richtlijn moet die UBO-registratie wel (deels) openbaar zijn.

Reactie NOB op het Wetsvoorstel Implementatiewet registratie uiteindelijk belanghebbenden van trusts en soortgelijke juridische constructies 

De NOB wil met haar reactie bijdragen aan een gedegen, houdbare en uitvoerbare implementatie van het trustregister. Voor degenen die zich moeten registreren in het trustregister en voor degenen die daar als UBO in worden geregistreerd, is het van groot belang dat het register hieraan voldoet. 

Toelichting NOB-reactie 

Het belangrijkste bezwaar dat de NOB heeft tegen de huidige keuze voor openbaarheid, is dat de gegeven argumentatie niet voldoet aan de vereiste toetsing aan het recht op privacy zoals vastgelegd in onder andere de AVG en artikel 8 EVRM. Ook uit literatuur omtrent de verschillende registraties van UBO’s, in reacties op de internetconsultatie en uit de recente uitspraak van Rechtbank Den Haag ten aanzien van het reeds geïmplementeerde UBO-register blijkt dat ernstige kanttekeningen te plaatsen zijn bij de gekozen openbaarheid. Rechtbank Den Haag constateert in de door Privacy First aangespannen kortgedingprocedure dat niet valt uit te sluiten dat ‘het (deels) openbare karakter van het UBO-register zich in het licht van de doelstelling van het UBO-register niet verhoudt met het door de Europese wetgever te respecteren evenredigheidsbeginsel’.

Nederland heeft het FGR bij de Europese Commissie gemeld als een ‘soortgelijke juridische constructie’. Andere landen hebben dat begrip anders geïnterpreteerd. Luxemburg heeft er bijvoorbeeld voor gekozen om alleen ‘Contrats fiduciaires’ aan te melden als trustachtige en hun pendant van het FGR niet als trustachtige aan te merken. Daarmee loopt Nederland binnen de EU uit de pas, wat tot onduidelijkheden en misverstanden kan leiden. Het aanmerken van het FGR als trust(achtige) verdient daarom nadere overweging en/of toelichting. 

De reeds geïmplementeerde UBO-registratie voor vennootschappen leidt in de praktijk tot relatief veel problemen. In dit kader heeft het kabinet aangegeven de meerwaarde van casuïstiek in dit verband te zien en dat het met de Kamer van Koophandel zal overleggen ‘in hoeverre casuïstiek onderdeel kan vormen van de gerichte communicatie aan juridische entiteiten’. Gegeven de vele vragen die nog openstaan ter zake van het UBO-begrip, zou de praktijk daar zeer mee geholpen zijn. De NOB beveelt de ontwikkeling daarvan dan ook van harte aan en draagt daar waar mogelijk en gewenst graag aan bij. Datzelfde geldt voor de registratieprocedure. 

De overige punten, ter zake van het UBO-begrip, de aard en omvang van het gehouden economische belang, registratieplicht bij verwerven van een onroerende zaak, vermelding van een uniek kenmerk, (aanvullende) afschermingsgronden en boetes, vindt u terug in het integrale commentaar. 

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, drs. S.P. de Buck, mr. W.E.J. Dijkstra, mr. J.H. Elink Schuurman, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, E.P. Hageman LLM, prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis, drs. J.M. Jonkers, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, mw. dr. mr. N.M.A. van Kreveld, mw. dr. C.L. van Lindonk, prof. dr. mr. M.M.W.D. Merkx, dr. J.H.M. Nieuwenhuizen, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, dr. J. van Strien, mr. M.J. Velthoven, mr. E.A. Visser, mr. L. van der Voort, R. van der Wilt LLM (secretaris wetsuitvoering), en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving), met medewerking van de NOB-leden mr. J.H.J. Borsboom, mw. mr. drs. A.G. Haasnoot en mw. mr. M. Tydeman-Yousef.

Gerelateerd