NOB: Pakket Belastingplan 2022: beleidsarm, of toch niet?

NOB: Pakket Belastingplan 2022: beleidsarm, of toch niet?

Op Prinsjesdag presenteerde het kabinet het Pakket Belastingplan 2022. De NOB heeft hier net als altijd met belangstelling kennis van genomen. Ingrijpende wijzigingen in de belastingheffing verwachtte de NOB niet, nu het kabinet nog een demissionaire status heeft, en die verwachting is ook uitgekomen. Het is een relatief beleidsarm pakket maatregelen en bevat dan ook veelal technische wijzigingen. Grote onderwerpen zoals de implementatie van een belastingplichtmaatregel uit de tweede EU-richtlijn antibelastingontwijking (ATAD2) is eerder ook al in consultatie gebracht.

Het NOB-commentaar op de voorstellen in het pakket Belastingplan 2022 zijn samengevoegd in één document. Het NOB-commentaar op het wetsvoorstel tegengaan mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel is apart aangeboden omdat het wetsvoorstel ook separaat bij de Kamer is ingediend.

Speerpunten NOB-commentaar pakket Belastingplan 2022

Loonbelasting

De NOB is verheugd over de introductie van een gerichte vrijstelling voor een thuiswerkvergoeding, maar bepleit een ruimhartigere regeling, zeker nu thuiswerken onderdeel is van het ‘nieuwe normaal’. Zij oppert de introductie van een thuiswerkbudget. In zijn huidige vorm lijkt de thuiswerkvergoeding enkel interessant voor de werknemer/dga met kantoor aan huis én de werknemers met een leaseauto.

Daarnaast is de NOB van mening dat de pro rata toepassing van de 128-dagenregeling de regeling onnodig ingewikkeld maakt.

Het voorstel introduceert een nieuwe hoofdregel waarbij het heffingsmoment verschuift naar het moment waarop de bij uitoefening van het aandelenoptierecht verkregen aandelen verhandelbaar zijn geworden. Daarnaast wordt een keuzeregeling geïntroduceerd waarbij een heffing op uitoefening mogelijk blijft. De NOB vindt de nieuwe hoofdregel en keuzeregeling een positieve toevoeging op de huidige wetgeving. De NOB meent dat het opschuiven van het heffingsmoment naar het daadwerkelijk moment van vervreemding/verkoop de voorkeur heeft; dan is er minder kans op discussie over het belastbare moment en de te belasten opbrengsten.

De aanpassing van de aandelenoptieregeling voorziet in het voorkomen van een liquiditeitsprobleem. Het valt de NOB op dat tevens als doel wordt benoemd dat de aanpassing van de aandelenoptieregeling een bijdrage moet leveren aan de concurrentiepositie van Nederland.

Onder verwijzing naar de eerdere reactie op de internetconsultatie heeft de NOB geconstateerd dat de keuzeregeling alleen geldt voor een aandelenoptierecht. We vragen in overweging te nemen de keuzeregeling ook open te stellen voor andere aandelen gerelateerde beloningsvormen.

Overdrachtsbelasting

De NOB vraagt zich af waarom er geen terugwerkende kracht is verleend aan de VoV-vrijstelling (vrijstelling woning met verkoopregulerend beding) nu het probleem zich al voordoet vanaf het moment dat het overdrachtsbelastingtarief voor woningen die geen hoofdverblijf vormen, is verhoogd naar 8 procent (1 januari 2021).

Ook pleit de NOB ervoor dat verkrijgingen binnen 12 maanden als één verkrijging worden gezien voor alle regelingen.

Inkomstenbelasting

Ook na de in dit pakket voorgestelde aanpassingen blijft de eigenwoningregeling volstrekt onuitvoerbaar; zowel voor belastingplichtigen als de Belastingdienst. De uitvoeringstoets van de Belastingdienst bij dit voorstel is hierover bijzonder duidelijk. De NOB vraagt zich af waarom het kabinet geen verdere vereenvoudigingsstappen heeft gezet.

We kunnen enkel herhalen dat we bijzonder teleurgesteld zijn dat box 3 nog steeds niet wordt gewijzigd in de, ook door het parlement, zo dringend gewenste heffing over het daadwerkelijke rendement. Zo ontbreekt naar mening van de NOB een schijf, waarin volledig, dat wil zeggen voor 100 procent, wordt gespaard.

Vennootschapsbelasting

De Orde vraagt om verduidelijking waarom de regelingen van artikel 15ak en artikel 15al Wet Vpb 1969 noodzakelijk zijn? De Orde meent dat deze regeling onnodig complex is. De toch al complexe Wet op de vennootschapsbelasting 1969 kan verdere onnodige complexiteit zeker missen.

Na de internetconsultatie is een onderworpenheidseis toegevoegd. In combinatie met de integrale belastingplicht en het achterwege laten van de oorsprongseis leidt dit naar de mening van de NOB tot onredelijke en onbedoelde gevolgen voor subjectief vrijgestelde deelnemers in een omgekeerde hybride, zoals pensioenfondsen.

De NOB vraagt ook aandacht voor de complicaties die zich kunnen voordoen bij belangen die indirect worden gehouden en gevallen waarin sprake is van een gediversifieerde effectenportefeuille.

De NOB meent dat wat betreft de buitenlandse belastingplicht voor participanten in een omgekeerde hybride de voorgestelde systematiek onvoldoende is toegelicht.

Speerpunten NOB-commentaar mismatches bij toepassing zakelijkheidsbeginsel

De NOB begrijpt het doel van het kabinet om potentiële situaties van dubbele niet-heffing als gevolg van verrekenprijsmismatches te adresseren. Het huidige wetsvoorstel lijkt echter tot een toename van risico’s op dubbele heffing te leiden. Het risico op dubbele belastingheffing lijkt ook te worden onderkend en geaccepteerd in de Memorie van Toelichting. De NOB meent dat dubbele heffing zou moeten worden voorkomen. Ook in onze reactie op de internetconsultatie leest u dit terug.

De NOB vindt dat het wetsvoorstel en de toelichting daarop voldoende duidelijkheid moeten scheppen over de reikwijdte ervan. In dat verband is nadere toelichting gewenst op:

De NOB verzoekt nogmaals om in te gaan op het EU-rechtelijke perspectief gelet op het risico dat het wetsvoorstel het beoogde effect mogelijk niet bereikt indien de rechter zou oordelen dat de regeling strijdig is met het EU-recht.  De NOB eveneens verzoekt in te gaan op de arresten Eurowings, SIAT, Hornbach en Lexel, proportionaliteit en mogelijke rechtvaardigingsgronden.

Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, drs. S.P. de Buck, mr. W.E.J. Dijkstra, mr. J.H. Elink Schuurman, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, E.P. Hageman LLM, prof. dr. mr. E.J.W. Heithuis, drs. J.M. Jonkers, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, mw. dr. mr. N.M.A. van Kreveld, mw. dr. C.L. van Lindonk, prof. dr. mr. M.M.W.D. Merkx, dr. J.H.M. Nieuwenhuizen, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, dr. J. van Strien, mr. M.J. Velthoven, mr. E.A. Visser, mr. L. van der Voort, R. van der Wilt LLM (secretaris wetsuitvoering) en mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving), de Sectie Europees Fiscaal Recht, de Sectie Internationale Fiscale Zaken, de Sectie Loonbelasting en Sociale Verzekeringen en de Sectie Transfer Pricing, met medewerking van de NOB-leden M.M.F.J. van Bakel MSc, mr. J.R. Goudsmit, mr. G.P. Schutz en mr. P.A. Spijker.

Gerelateerd