NOB-reactie op Concept-paragraaf voor digitaal procederen bij de derde kamer van de Hoge Raad der Nederlanden
De Commissie Wetsvoorstellen van de NOB (hierna: “de Orde”) heeft gereageerd op de Concept-paragraaf voor digitaal procederen bij de derde kamer van de Hoge Raad der Nederlanden, welke paragraaf zal worden opgenomen in het procesreglement van de Hoge Raad.
Naar de mening van de Orde werkt de verplichting om bij indiening van een beroepschrift in cassatie nogmaals een uittreksel te verstrekken, onnodig kostenverhogend, te meer daar het Handelsregister een openbaar register is en derhalve voor eenieder toegankelijk. Verder vraagt de Orde onder meer aandacht voor de niet-natuurlijke persoon, zoals een stichting, die procedeert zonder gebruik te maken van professionele bijstand. Deze is verplicht om digitaal te procederen met als gevolg dat, onder omstandigheden uitsluitend voor dit doel, een eHerkenningsmiddel dient te worden aangeschaft.
Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden drs. R.A. van der Jagt (voorzitter), prof. mr. J.W. Bellingwout, prof. mr. dr. A.C.P. Bobeldijk, mr. J.H. Elink Schuurman, drs. M.J.A.M. van Gijlswijk, de heer E.P. Hageman LLM, prof. dr. Mr. E.J.W. Heithuis, mw. prof. dr. S.J.C. Hemels, prof. mr. dr. Q.W.J.C.H. Kok, mw. dr. C.L. van Lindonk, drs. C. Overduin, drs. W.H. Peters, mr. M.H.C. Ruijschop, mr. E.B. van der Stok, mr. E.A. Visser, mw. mr. B.E.M. den Boer (secretaris wetsuitvoering), mr. P.A. Anthoni (secretaris wetgeving) en met medewerking van NOB-lid mr. B.J.G.L. Jaeger.