EU-aspecten bij spontane uitwisseling van informatie in het kader van artikel 3a UBIBB
De staatsecretaris van Financiën heeft naar aanleiding van de brief ‘aanpak belastingontwijking en ontduiking’ en de kabinetsreactie op de resultaten van het onderzoek naar de deelnemingsvrijstelling aangegeven te kijken naar een eventuele aanpassing van artikel 3a van het Uitvoeringsbesluit internationale bijstandsverlening bij de heffing van belastingen (UBIBB).
Op grond van artikel 3a UBIBB moeten binnenlandse belastingplichtigen – waarvan de werkzaamheden in een jaar hoofdzakelijk bestaan uit het in internationaal concernverband ontvangen en betalen van renten, royalty’s, huur of leasetermijnen – in hun aangifte vennootschapsbelasting melden of zij voldoen aan de substance-eisen. Als dit niet het geval is en een vennootschap doet een beroep op een belastingverdrag, de EU-interest- en royaltyrichtlijn of op een nationale bepaling die strekt tot uitvoering van die richtlijn, dan wordt de informatie waaruit blijkt dat niet wordt voldaan aan de substance-eisen doorgestuurd naar het bronland. Het bronland kan vervolgens beoordelen of een Nederlandse vennootschap in aanmerking komt voor de betreffende verdrags- of richtlijnvoordelen. Een belangrijke vraag hierbij is wat de Europeesrechtelijke randvoorwaarden zijn, indien Nederland spontaan informatie uitwisselt met het bronland waaruit blijkt dat de betreffende vennootschap niet aan de substance-eisen heeft voldaan.
In de bijgaande analyse gaat de sectie Europees Fiscaal Recht van de NOB in op deze vraag en concludeert zij dat er inderdaad belangrijke randvoorwaarden zijn.