Voorstellen tot versobering BOR vereisen een nadere onderbouwing
Reactie internetconsultatie ‘Wet aanpassing bedrijfsopvolgingsregeling 2025’
De NOB heeft met gemengde gevoelens kennis genomen van het internetconsultatiedocument Wetsvoorstel Aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2025. Hoewel voor de bezits- en voortzettingseis welkome wijzigingen worden aangekondigd, is de grote lijn van het wetsvoorstel dat de faciliteiten, evenals in de Wet aanpassing fiscale bedrijfsopvolgingsfaciliteiten 2024, verder worden versoberd. Wij missen op verschillende punten een goede onderbouwing.
De belangrijkste nieuwe versobering ziet op het beperken van de toegang tot de faciliteiten tot ‘gewone aandelen’. De NOB vraagt zich af of deze versobering niet tot overkill leidt en constateert dat de regeling in de uitwerking onduidelijkheden bevat en onwenselijke gevolgen kan hebben (o.m. bij tracking stocks en bij indirecte belangen). Bovendien werkt de versobering enkel voor aandeelhouders in box 2 en doet dat verder afbreuk aan de rechtsvormneutraliteit met ondernemers in box 1.
Het wetsvoorstel geeft ook invulling aan de toezegging om de bezits- en voortzettingseis te versoepelen. We hebben met genoegen kennisgenomen van het feit dat de arresten van de Hoge Raad van 29 mei 2020 leidend zullen blijven tijdens de bezitsperiode en van het feit dat het wetsvoorstel versoepelingen bevat voor rechtsvormwijzigingen in de bezits- en voortzettingsperiode. Wat we echter missen is dat de bezits- en voortzettingseis zich richten op – en beperkt blijven tot – het werkelijke misbruik. Daarvan is naar onze mening enkel sprake als in de bezitstermijn beleggingsvermogen wordt omgezet in ondernemingsvermogen of in de voortzettingstermijn als ondernemingsvermogen wordt omgezet in beleggingsvermogen (zie ook de eerdere NOB-reactie van maart 2023).
De beperking van de voortzettingsperiode van 5 naar 3 jaar is weliswaar een welkome versoepeling, maar gaat voorbij aan de kern van het probleem, namelijk dat de onderneming in deze periode niet goed kan meebewegen met de dynamiek waaraan deze onderhevig is. Naar onze mening zou de versoepeling zich daarop moeten richten.
Ten slotte worden aanpassingen voorgesteld om onbedoeld gebruik tegen te gaan. Wij kunnen ons vinden in de maatregelen betreffende de zogenoemde ‘dubbel-BOR’, maar vinden de aanpassingen met betrekking tot de ‘rollatorconstructie ’erg complex. We vragen ons bovendien af hoe vaak zich dit voordoet en waarom de BOR bij een ondernemer met een hogere leeftijd als ‘oneigenlijk gebruik’ wordt aangemerkt. Wordt hier (en op andere plekken) niet veel te makkelijk teruggevallen op dergelijke kwalificaties, nog los van de vraag of er in casu sprake is van leeftijdsdiscriminatie?
Onze volledige reactie kunt u hieronder vinden.
Dit commentaar is tot stand gebracht door de Commissie Wetsvoorstellen, bestaande uit de NOB-leden Robert van der Jagt (voorzitter), Arco Bobeldijk, Matthijs Broekhuizen, Sebastiaan de Buck, Wiebe Dijkstra, Jeroen Elink Schuurman, Gerbrand Hidding, Martijn Jonkers, Ben Kiekebeld, Reinout Kok, Corina van Lindonk, Shanna van den Maagdenberg, Madeleine Merkx, Jan Nieuwenhuizen, Cor Overduin, Bart van der Burgt, Jeroen van Strien, Max Velthoven, Edwin Visser, Luc van der Voort, David van Wordragen, Susan Adriaans (secretaris wetgeving), Pjotr Anthoni (secretaris wetgeving) en Ruben van der Wilt (secretaris wetsuitvoering), en de NOB-leden Mariëlle Schuurman-van Nifterik (voorzitter), Marieke Kopinsky, Arianne de Leeuw, Jan Nieuwenhuizen en Charlotte Zandvoort– Gerritsen van de sectie Estate Planning.